Naar boven ↑

Annotatie

mr. A. Schaberg
27 maart 2024

Uitspraak

Bepalingen mediationovereenkomst prevaleren niet boven de Gedragsregels

In deze beroepszaak (B-2023-5) had de wederpartij van klager de mediation beëindigd. Direct daarna had klager aangedrongen op het houden van een slotbijeenkomst. In de mediationovereenkomst hadden partijen zich verplicht tot het houden van zo’n slotbijeenkomst.[1] Vervolgens had de mediator partijen laten weten dat het maken van een vervolgafspraak mogelijk zou zijn, onder meer om al wel gemaakte afspraken vast te leggen. Daar is het niet van gekomen, de wederpartij van klager reageerde niet meer op e-mails van de mediator.

De Tuchtcommissie verklaarde de klachten ongegrond. Het College van Beroep volgt de Tuchtcommissie in haar uitspraak.[2] Wel benadrukte het College van Beroep de positie van de mediator als partij bij de mediationovereenkomst in verhouding tot de Gedragsregels. Het College van Beroep overwoog daarover: “Bij de beoordeling van het hoger beroep staat voorop dat het hier gaat om een tuchtrechtelijke procedure waarbij het optreden van de mediator wordt getoetst aan de Gedragsregels.” Hierbij gaat het niet om de vraag of de mediator de mediationovereenkomst is nagekomen, “(…) al kan die vraag bij de beoordeling of het optreden van de mediator zich verdraagt met de Gedragsregels wel van belang zijn”, vervolgde de College van Beroep voor alle duidelijkheid. “Ook de Tuchtcommissie is bij de beoordeling van de klachten terecht van het voorgaande uitgegaan”, sloot het College van Beroep af.

Strikt gesproken komt het er op neer dat nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de mediationbijeenkomst bij de civiele rechter moeten worden afgedwongen, maar dat die verplichtingen wel een zekere reflexwerking hebben op het domein waarbinnen de tuchtrechter oordeelt.

Hoewel ik de redenering van de Tuchtcommissie en het College van Beroep volledig onderschrijf, wijs ik toch graag ook nog eens op het feit dat het domweg niet mogelijk is om aan een touwtje te duwen. In deze zaak heeft de mediator pogingen in werk gesteld om partijen na beëindiging van de mediation nog een keer aan tafel te krijgen. Geeft één van die partijen vervolgens niet thuis, dan houdt het op.[3] Voor zover hij op dit vlak een verplichting heeft, is dat in ieder geval geen resultaats- maar een inspanningsverplichting. Daarbij moet hij overigens, ook bezien vanuit de Gedragsregels, oppassen dat hij met het oog op het belang van de partijautonomie niet te veel druk uitoefent op de partij die geen heil ziet in het houden van een slotbijeenkomst.

 


[1] Anders dan in de zaak B-2023-4, waarin geen onvoorwaardelijke verplichting tot het houden van een slotbijeenkomst was overeengekomen. Zie ook deze MfN Tuchtrecht Updates voor die zaak en de verwijzing naar mijn commentaar op de onderliggende uitspraak daarvan van de Tuchtcommissie.

[2] Zie M-2023-4 en mijn annotatie van die zaak in MfN Tuchtrecht Updates 2023, nr. 5.

[3] Zie ook mijn commentaren bij de zaken M-2023-3 en M-2023-4 in MfN Tuchtrecht Updates 2023, nr. 5. Daarin betoog ik ook dat en waarom ik er geen voorstander van ben om in de mediation een bepaling op te nemen  over het houden van een slotbijeenkomst.