Annotatie
9 april 2020
Uitspraak
Schijn van partijdigheid
In een zaak over de herziening van een ouderschapsplan (M-2019-17) betrok klager zowel de mediator als de bij de mediation betrokken adviseur in de tuchtprocedure. Het eerste verwijt was dat de ex-partner van klager de adviseur zou hebben gekend en de mediator en de adviseur daarover tijdens het eerste mediationgesprek niet transparant waren geweest.
De adviseur, die zelf ook MfN-registermediator was, was weliswaar geen partij bij de mediationovereenkomst, maar wel had zij een geheimhoudingsverklaring getekend. Omdat zij zo door de mediator in de mediation was betrokken, toetste de Tuchtcommissie haar handelen daarom wel aan het algemene beginsel dat het publiek vertrouwen mag hebben in MfN-registermediators . Van enig handelen van de adviseur waaruit zou blijken dat zij dat beginsel had geschaad, was overigens niet gebleken. Tegen haar werd de klacht dus afgewezen. Dan de rol van de mediator zelf. Omdat de mediator de adviseur had betrokken in de mediation, viel haar handelen of nalaten volgens de Tuchtcommissie binnen het beoordelingskader van de Tuchtcommissie met betrekking tot het handelen of nalaten van de mediator zelf. Het gedrag van de adviseur werd dus als het ware vereenzelvigd met dat van de mediator.
Hoewel er slechts sprake was van telefonisch contact tussen de adviseur en de ex-partner voorafgaande aan de eerste mediationbijeenkomst, overwoog de Tuchtcommissie dat de mediator hierover inderdaad klare wijn had moeten schenken. Dat dat contact summier was geweest en daarbij inhoudelijk niet over de zaak was gesproken, was voor de Tuchtcommissie niet van belang. ”Om de schijn van partijdigheid te voorkomen, moet zonder meer direct … melding worden gemaakt van het contact, waarna de wederpartij kan beoordelen of dit relevant is voor de voortgang van de mediation”, aldus de Tuchtcommissie. Het is dus niet aan de mediator om de relevantie van een dergelijk contact te beoordelen. Bovendien overwoog de Tuchtcommissie dat de mediator en de adviseur onvoldoende hadden geprobeerd om te voorkomen dat bij klager het beeld van partijdigheid kon ontstaan door al op het moment dat klager bij het eerste gesprek arriveerde, samen met de ex-partner in de spreekkamer aanwezig te zijn. Dit probleem speelde ook in een eerdere zaak (M-2019- 4, door mij besproken in Tijdschrift Conflicthantering 2019, nr. 6). Toen kwam de mediator met de schrik vrij. Ik merkte in dat commentaar wel op hoe gevoelig aankomst en vertrek bij een mediationbijeenkomst kunnen zijn. Maar nu legde de Tuchtcommissie niet alleen vanwege schending van de gedragsregel over transparantie, maar ook die over partijdigheid, de mediator de maatregel van een waarschuwing op.